JewishCom.be

Home / Vorige Nieuwsberichten / Niewsberichten / Plechtige inhuldiging “Kazerne Dossin” 26 november 2012 Toespraak van Dhr. Claude Marinower, ondervoorzitter van de vzw Kazerne Dossin

Sire, Mevrouw,

Mijnheer de minister-president,

Excellenties,

Dames en heren hoogwaardigheidsbekleders in al uw functies, titels en hoedanigheden

Dames en heren vertegenwoordigers uit de Joodse en Zigeunergemeenschap,

Geachte genodigden,

Wat de slachtoffers van de holocaust onderscheidt van andere oorlogsslachtoffers, is de drijfveer van hun moordenaars om het volk waartoe zij behoren van de aardbol te doen verdwijnen.

Dat werd beoogd vanaf het ogenblik dat beslist werd over het lot van Joodse moeders, borelingen en jonge kinderen. Door hen systematisch en met voorbedachte rade te vermoorden werd het Joodse volk in Europa iedere toekomst ontzegd.

De Franse auteur Vladimir Jankelevitch schreef in 1943 in een clandestiene brochure “Le Mensonge Raciste” het volgende:

Van al het fascistische bedrog is het antisemitisme niet datgene wat het grootste aantal slachtoffers heeft gemaakt, maar het is wel het meest afschuwelijke. Voor het eerst misschien worden mannen en vrouwen officieel vervolgd, niet om wat zij doen, maar om wat zij zijn. Zij boeten voor hun “zijn” en niet voor hun “hebben”. Het gaat niet om daden, een politieke mening of een geloofsbelijdenis, maar om een fataliteit van de geboorte…”

Mensen vermoord omdat zij een moeder hadden. Dat is het wezenlijke van het antisemitisme dat toen heerste: uitgesloten, vervolgd, opgepakt en vermoord worden omdat men geboren is. Eén van de meest angstaanjagende en bedreigende zaken die men kan bedenken want ieder van ons heeft een moeder.

“Indien al de hemelen uit perkament waren, al de bomen schrijfpennen, de zeeën inkt,

en al de bewoners van deze aarde loonschrijvers die dagen en nachten zouden schrijven,

dan nog zouden zij nooit bij machte zijn het onnoemelijk leed te beschrijven …”

Deze woorden, die deel uitmaken van een in het Aramees opgesteld gebed, dat sedert eeuwen door generaties en generaties Joden opgezegd wordt, komen steeds op bij elke poging om over de Shoah, de grootste Joodse catastrofe aller tijden, te spreken of te trachten die te begrijpen.

De miljoenen doden, waarvan meer dan 25.000 vanop Belgisch grondgebied gedeporteerd - het grootste oorlogsmisdrijf ooit op ons grondgebied gepleegd -, zijn echter geen doden in de gewone zin van het woord.

Hun stem klinkt echter luider dan ooit tevoren. Het is de stem van de waarheid die het haalt op de leugen, de vrijheid op de verdrukking, de mens op het beest, het eeuwige leven op de dood. Zij de doden, ontberen herdenkingsplechtigheden, noch musea. Zij missen de levenden niet, wij zijn het, de levenden, die de doden missen. Wij missen twee en meer generaties die ons ontrukt werden.

Deze mannen en vrouwen, ouderlingen en wichten, rijken en armen; intellectuelen en ongeschoolden, vrije beroepers en ambtenaren, arbeiders en bedienden, middenstanders, boeren militairen en burgers, behoorden tot de meest verscheidene ideologische en politieke strekkingen.

Meer dan 25.000 Joden en Jodinnen, mannen en vrouwen, met hun gebreken en hun kwaliteiten, maar levende wezens die wilden leven, die konden leven, die moesten leven; oude moeders, jonge moeders en kinderen met grote vragende ogen die verdwenen zijn in het donkerste van de nacht.

Mensen zoals u en ik. Zij geloofden in een wereldgeweten dat onverschillig bleef, Zij wanhoopten op een hemel die stil bleef. Geen cm spoor werd in heel Europa ooit gebombardeerd. Niets werd ondernomen om de konvooien te stoppen behalve enkele kilometers van hier in Boortmeerbeek toen het twintigste konvooi opgehouden werd en honderden konden ontkomen. EEN dergelijke actie … !

Het is goed en het is juist dat hun nagedachtenis o.m. via dit museum - één van de weinige in Europa dat getuigt van de Shoah op de plaats die voor hen het laatste tussenstation was op weg naar de hel - wordt herdacht.

Het mag immers nooit gebeuren dat zij die vervloekt werden als levende wezens, vergeten zouden worden na hun dood. Immers vindt de mens in de herinnering de verklaring van zijn verleden en de belichting van zijn lotsbestemming.

Van de 5% overlevenden kwam de ene zieker en geradbraakter terug dan de andere. Sommigen stierven op de weg terug, anderen onmiddellijk na de bevrijding van de kampen. Allen hadden de hel beleefd, zij waren overlevenden, voor de rest van hun leven getekend door de onmenselijke beproevingen die zij hadden ondergaan. Zij hebben er vele jaren over gedaan alvorens het onderwerp, zelfs in eigen familiale kring, aan te snijden.

Sire, Mevrouw,

Dames en heren,

België is altijd al een toevluchtsoord en schuilplaats geweest voor vervolgde Joden. Telkens wanneer Joden werden vervolgd en afgeslacht, stonden Belgen op, niet alleen om deze misdaden tegen de mensheid te hekelen, maar ook om met alle medeleven waartoe een levende en handelende democratie in staat was, al die mannen en vrouwen op te vangen en te herbergen die toen nog het geluk niet kenden van een vaderland in Israël.

Zij werden opgevangen in de redding brengende geborgenheid van kloosters, in het kasteel van Beloeil dat eigendom is van de prinsen de Ligne, van wie een voorouder, Charles Joseph genaamd, een eeuw eerder een fervent vervolger van het zionisme was geweest, maar ook in een of ander schamele vervallen woning in Vlaanderen of in een arbeidershuisje aan de oevers van de Maas.

Koningin Elisabeth, die erevoorzitster zou worden van het Belgische comité van de Alyath Hanoar, de bisschop van Luik, monseigneur Kerkhofs, ambtenaren van Justitie, maar ook en vooral alle anonieme medewerkers van de bevoorradingsdiensten en de weerstandsbewegingen zijn, met een bewonderenswaardige en onverstoorbare geestdrift, de Joodse bevolking te hulp gekomen.

Het is dan ook terecht dat hier een ontroerende en innige hulde wordt gebracht aan al die mannen en vrouwen die op het ogenblik van de beproeving hun solidariteit met het Joodse volk hebben betuigd. Enkele duizenden van hen werden gered om de doden te doen herrijzen.

Maar België was niet enkel dat: het was veel meer dan dat. Het land was een toevluchtsoord voor de bannelingen, een schuilplaats voor alle vluchtelingen, een asiel voor al wie werd vervolgd. Telkens wanneer in het oosten de Joodse massa’s als slachtoffers van de pogrom werden gemarteld en vermoord, stonden Belgen op om alle praktische en onmiddellijke maatregelen aan te reiken om het lot te verlichten van deze ongelukkige zielen die, zoals Leon Blum het enkele dagen voor zijn dood had gezegd, het geluk niet hadden gekend om een vaderland te vinden op de grond waar zij geboren waren.

En wanneer wij, met de afstand die de geschiedenis moet nemen, hun namen vernoemen, dan merken wij dat zij niet alleen het meest eminente, het meest karakteristieke vormen wat ons land heeft voortgebracht, maar vooral het meest duurzame. Want net daarin schuilt een van de grote constanten van ons bewindsysteem, namelijk een deugdzame en edelmoedige democratie te zijn die gastvrij en tolerant is, die haar burgers niet vraagt welke god zij vereren, noch waarvan zij gemaakt zijn of van welke vreugde hun hart sneller klopt; een democratie die iedereen evenveel vrijheid en gelijkheid biedt die een maatschappelijke orde kan bieden die uitsluitend op menselijke saamhorigheid berust.

Wij kunnen nooit de bewonderenswaardige geestdrift van onze mensen voldoende herhalen die hun vervolgde broeders te hulp zijn gekomen, de serene spontaniteit, de onverstoorbare ijver waarmee zij aanvaardden om de vervolgde Joden te helpen.

Het is goed om de Belgische bevolking de heel bijzondere hulde te brengen die haar verschuldigd is voor de geweldige moed en offervaardigheid waarvan zij getuigde door steun te verlenen aan de Joodse bevolking die het slachtoffer was van de vervolgingen door de Nazi’s.

De grote meerderheid van de Belgische bevolking, zowel Vlamingen, Walen als Brusselaars, onder wie vooral de meest bescheiden mannen en vrouwen, ongeacht tot welke meest uiteenlopende godsdienstige of politieke ideologieën zij ook mochten behoren, allemaal namen zij ruimschoots deel aan deze enorme en werkelijk heroïsche reddingsoperatie.

Het is evenwel uitermate moeilijk om een exact aantal overlevenden te bepalen die hun redding danken aan de tussenkomst van een redder, die in vele gevallen, zelfs nog tot op vandaag, anoniem is gebleven. Vaak kwam er geen rechtstreeks contact tot stand tussen de redder en de geredde persoon. Soms bleven de ontmoetingen beperkt tot enkele uren, of enkele minuten. De risico’s die de redders namen dwongen hen ertoe ’s nachts en in de grootste anonimiteit te werken.

Diegenen die vervalste identiteitskaarten maakten, hebben nooit geweten wie diegenen waren die er gebruik van maakten. Net zoals diegenen die deze kaarten gebruikten in de meeste gevallen nooit hebben geweten wie de mensen waren die het hen mogelijk hadden gemaakt om te overleven.

Het is dus goed en terecht om te herinneren aan en openlijk te getuigen van deze grenzeloze dankbaarheid tegenover die duizenden niet-Joden die hebben meegewerkt aan de redding van meer dan 18 000 Joden, onder wie 4 000 kinderen, door hen te helpen ontsnappen aan de deportatie en aan een nagenoeg gewisse dood.

Wij verbinden ons ertoe de herinnering aan deze Rechtvaardigen levendig te houden, net zoals wij de herinnering levendig houden aan al diegenen die ons hebben verlaten met als enige reden het feit dat zij geboren waren, dat zij bestonden.

Opdat het collectieve geheugen, over de op zulk een gruwelijke wijze onder de Joodse gemeenschap in Europa verspreide dood heen, eveneens de hoop in de mens zou bevatten, deze hoop die in stand werd gehouden door die duizenden mensen die in de donkerste aller nachten zijn opgestaan en aan de enen een hand hebben aangereikt, aan de anderen een stuk brood, aan een derde valse identiteitspapieren of een schuilplaats voor duizenden kinderen die vaak van de ene minuut op de andere van hun ouders werden gescheiden die met een diepe en tedere liefde van hen hielden.

Want afgezien van deze negatieve herinnering is er ook reden om deze daden van moed, heldhaftigheid, edelmoedigheid en solidariteit in ons geheugen te bewaren.

De Rechtvaardigen en hun daden. Diegenen die er tijdens de Shoah door een gebaar of een ingesteldheid hebben toe bijgedragen dat u en ik, wij allemaal, kunnen blijven geloven in de mensheid.

Een van de opdrachten van het Museum is het verhaal van de Belgian case.te brengen. De geschiedenis van de deportatie van meer dan 25.000 Joden en 351 zigeuners uit België, vanuit Kazerne Dossin, ook de ultieme wachtkamer van de dood genoemd, of de poort naar de hel.

Een Belgisch verhaal, nu de situatie van de Jood uit Aarlen of Oostende, Brussel, Antwerpen of Luik, opgepakt en gedeporteerd in de periode van 1942 tot 1944, enkel omwille van hun bestaan, omwille van het enkel gegeven dat zij een Joodse moeder hadden of zelfs maar een Joodse grootmoeder of grootvader … identiek is.

Sinds 1945 is Auschwitz het grootste kerkhof ter wereld; meer dan een miljoen slachtoffers op enkele duizenden vierkante meters, maar dan zonder één graf; het synoniem van het ergste wat de mensheid geproduceerd heeft. Sindsdien HET referentiekader van het afgrijselijkste …

De Endlösung, de wil over te gaan tot de algehele vernietiging van een ander volk, waarvan ook de taal diende te verdwijnen. Alles wat ook maar kon herinneren aan het Joodse volk moest weg. De allerkleinste baby’s dienden vermoord te worden om duidelijk te maken dat er voor het Joodse volk op aarde geen enkele toekomst was weggelegd; zelfs de lijken moesten verbrand worden.

Heel lang zijn Auschwitz en de uitroeiingskampen beschreven als het ultieme kwaad: rassenhaat die resulteerde in het uitmoorden van volledige bevolkingsgroepen, niet om wat ze deden, maar om wat ze waren, “Joden en Zigeuners”

De Holocaust dreigt echter als moreel ijkpunt te gaan verdwijnen. Al te makkelijk wordt er teruggegrepen naar termen als Auschwitz, genocide en holocaust om allerlei vormen van onrecht in de wereld, en in ons land te beschrijven.

Alzo draagt men meer en meer bij tot de banalisering de bagatellisering van Auschwitz. Het geldt blijkbaar niet meer als waarschuwing voor datgene wat gebeuren kan wanneer een politiek van raciale uitsluiting en vervolging wordt gehanteerd.

Sire, Mevrouw,

Dames en Heren,

Bij de tienjarige viering van het Joods Museum van Deportatie en Verzet in 2006, besloot de onvolprezen en enkele maanden geleden ons ontvallen Erevoorzitter Natan Ridder Ramet zijn toespraak als volgt:

Wij hebben de geschiedenis van de Jodenvervolging in België leesbaar, zichtbaar en verteerbaar gemaakt. Jarenlang werd er gezegd dat in de komende decennia de getuigen zouden verdwijnen. En dat is ook zo !

… maar nu ik rondom mij kijk verdwijnt er bij ons, overlevenden, de angst om heen te gaan zonder een boodschap te hebben gelaten. En ik zie onze kinderen en kleinkinderen die de herinnering diep in zich dragen. Ik geloof het nu: er zijn betrokkenen die ons zullen opvolgen.

Het is bijzonder te betreuren dat Natan Ridder Ramet een dag als vandaag niet heeft mogen meemaken. De verwezenlijking van één van zijn dromen. De plechtige inhuldiging van het nieuwe Museum waar veel meer bezoekers zouden kunnen ontvangen worden.

Ik wens van de gelegenheid gebruik te maken om namens de Joodse component van Kazerne Dossin een welgemeend dankwoord uit te spreken ten overstaan van de Vlaams overheid en de opeenvolgende Ministers-Presidenten en hun administratie die, onder meer, het Joods Museum van Deportatie en Verzet vanaf de opening ervan hebben gesteund en levensvatbaar gemaakt.

Maar ook en vooral omdat zij het idee van Minister-President Patrick Dewael om alhier een groot Holocaustmuseum op te richten hebben overgenomen, en onder leiding van Minister-President Peeters het Museum gerealiseerd hebben.

Wees ervan overtuigd, Mijnheer de Minister-President, dat de Joodse gemeenschap in het algemeen en eenieder die bezig is met herinneringseducatie binnen de Joodse gemeenschap van België in het bijzonder dit niet zullen vergeten.

Democratie is het hoogste kleinood waarover wij beschikken. Zij is en blijft het steeds waard om er met alle beschikbare krachten voor te vechten. In een democratisch bestel zoals het onze en de ons omringende landen proberen extremistische stromingen de laatste jaren de bovenhand te halen. Over de partijgrenzen heen zie je het verzet daartegen even groot blijven.

De democratische verworvenheden, zoals vrijheid en verdraagzaamheid, alle begrippen die gekoesterd moeten worden, dienen ten allen tijde en met alle macht verdedigd te worden.

Niets kan de antisemitische aanvallen die ons interpelleren, ons verontrusten, ons angst aanjagen, wettigen. Er geldt geen enkel excuus voor dergelijke feiten. Dergelijke daden onteren ons land, zij zijn onze democratie onwaardig.

De racistische en antisemitische dreiging mag de kans niet krijgen als een kankergezwel verder te woekeren binnen onze samenleving.

Zero tolerantie tegenover deze uitschrijdingen en uitwassen. Niets laten passeren. Met eenzelfde verontwaardiging, met eenzelfde passie deze aanpakken en trachten te doen verdwijnen.

Omdat er nooit een definitieve vrede zal kunnen heersen op deze aarde, en de wereld nooit tot rust zal komen zolang een Jood omwille van zijn Jood zijn, een mens omwille van zijn mens zijn, enige vrees zal dienen te koesteren, of enige angst zal dienen te doorstaan.

Getuigen en herinneren vragen de overlevenden. Hun herinnering, hun geheugen dient het onze te worden en te blijven. Van de geschiedenis van de Holocaust, waaronder de geschiedenis van de Belgian case, moet elk detail verteld worden, elk feit bekend gemaakt. Dat zijn wij allen, verschuldigd aan al de slachtoffers..

Vrijheid en verdraagzaamheid zijn begrippen die gekoesterd moeten worden. Indien het antisemitisme dergelijke opgang heeft gekend tussen 1930 en 1940 dan is het omdat het nooit met de daartoe noodzakelijke vastberadenheid is bestreden en veroordeeld. Omdat het geduld werd; het was blijkbaar een meningsuiting als een andere …

Een Frans minister sprak enkele jaren geleden de volgende woorden uit bij de bespreking van een wet in de Franse Assemblée:

“Wanneer wij het onaanvaardbare aanvaarden, het onvergeeflijke vergeven, om welke reden dan ook, dan is het einde nabij …”

Wanneer er compromissen worden gesloten met het extremisme, dient men er de ware gevolgen van in te schatten. Dergelijke compromissen bieden immers een voedingsbodem voor de verdere ontplooiing van racisme of antisemitisme en vroeg of laat betaalt men er de hoogste prijs voor.

Er bestaat maar een houding, een middel om deze uitbarstingen te bestrijden; de consequente weigering onverschillig te zijn ten overstaan van blinde haat; racisme, antisemitisme, uitsluiting en extremisme.

Daarom ook dienen wij allen steeds waakzaam te blijven tegenover iedere aanzet tot uitsluiting, iedere oprisping, iedere vorm van onverdraagzaamheid, zonder enig onderscheid van ras, geloof of afkomst.

Wij moeten er alles aan doen om de voedingsbodem voor extremisme, racisme en intolerantie weg te nemen. In een democratische samenleving kan er geen plaats zijn voor haat, racisme, en antisemitisme. Verdraagzaamheid en respect moeten de basis vormen voor onze samenleving.

Omdat wij enkel op die wijze de nagedachtenis van deze miljoenen slachtoffers, waaronder meer dan 25.000 die enkele tientallen meters hier vandaan voor hun laatste reis op de trein werden geduwd, blijvend zullen eren …

Ik heb de eer gehad mij vandaag tot U te richten als zoon van een gedeporteerde, maar ook namens alle gedeporteerden uit ons land, hun familie en nageslacht. Marcel Marinower, werd eerst opgepakt op de vlucht naar Frankrijk in Libourne in 1942 en overgebracht naar het kamp van Pithiviers in Frankrijk. Daaruit ontsnapte hij om terug naar België te reizen. Hij werd opnieuw opgepakt in april 1944 en overgebracht naar de Kazerne Dossin van waaruit hij werd weggevoerd naar Auschwitz als nummer 583 van het 24e konvooi, op 4 april 1944. Hij was 24. Hij overleefde Auschwitz en andere kampen, overleefde een dodenmars en werd uiteindelijk bevrijd in Bergen Belsen april 1945 door de Britse troepen en naar België gerepatrieerd in mei 1945.

Hij overleed in Antwerpen op 42 jarige leeftijd, ten gevolge van de talrijke aanvallen die in de concentratiekampen op zijn fysische integriteit werden gepleegd, in januari 1962. Ik was toen net zeven jaar.