JewishCom.be

Home / Gemeenschappen / De Israëlitische gemeenschap van Oostende

De geschiedenis van de joodse gemeenschap van Oostende is meteen de geschiedenis van de joodse gemeenschap van heel West-Vlaanderen.
Tot aan het einde van de 20ste eeuw was Oostende, het recente voorbeeld van Knokke buiten beschouwing gelaten, de enige stad in deze provincie waar zich een authentieke, erkende joodse gemeenschap had gevormd.
Er bestaat geen enkele zekerheid over de aanwezigheid van Joden in het graafschap Vlaanderen gedurende de Middeleeuwen, hoewel Brugge in de 12de en 13de eeuw op de handelsroute tussen Keulen en Londen lag - twee steden met een joodse populatie.
Het intense handelsverkeer tussen Engeland en de Rijnvallei is echter reden genoeg om ervan uit te gaan dat er van tijd tot tijd Joden in Brugge op doortocht waren.
Toch is tot op heden geen tastbaar bewijs gevonden voor het bestaan van een joodse gemeenschap in deze stad. Ook uit de Bourgondische en Spaanse periode is geen spoor te vinden van een joodse aanwezigheid in West-Vlaanderen. In de 16de en 17de eeuw heeft mogelijk een aantal conversos of «nieuwe christenen» in Brugge gewoond (zoals de humanist Luis Vives), maar harde bewijzen hiervoor ontbreken.
Aan het einde van de Oostenrijkse bezetting ontstaat wat meer duidelijkheid. Bekend is dat in 1781 Ezechiël de Jongh en Salomon Mendes uit Amsterdam en Henry Hendrik en Emmanuel Lyon uit Duitsland een aanvraag indien om het Oostendse burgerschap te verkrijgen. Na het gebruikelijke getalm wordt dit ook toegekend.
Over de situatie van de joden in Oostende na de Franse Revolutie is niet veel bekend: enkele joden krijgen burgerrechten, maar het is niet duidelijk of het hier om inwoners van Oostende gaat.
Kort na de onafhankelijkheid van België, in 1831, stelt de grondwet de Israëlitische eredienst op gelijke voet met de andere erkende godsdiensten. Het Centraal Israëlitisch Consistorie wordt opgericht.
De joodse gemeenschappen van Antwerpen, Aarlen, Gent, Brussel en Luik krijgen al snel officiële erkenning.
Oostende is hier niet bij, wat aantoont dat de kuststad op dat moment nog niet over het vereiste quorum beschikt. In de 19de eeuw trekt Oostende als «Koningin der badsteden» een zeker aantal joden aan. Precieze cijfers zijn niet bekend, maar kort geleden werden nog grafstenen uit deze periode ontdekt die hopelijk nieuwe informatie aan het licht zullen brengen. Aan het einde van de 19de eeuw verblijven gedurende het zomerseizoen zo’n 300 joodse families in Oostende. Deze nieuwe situatie brengt koning Leopold II ertoe een bijgebouw van
een voormalig koninklijk paleis ter beschikking te stellen voor de inrichting van een kleine synagoge.
Op 5 juni 1904 wordt de Israëlitische Gemeenschap van Oostende per Koninklijk Besluit erkend.
Op dat moment wonen zo’n 100 tot 150 joden permanent in de badplaats. Tijdens de zomer doen vakantiegangers het aantal Joden in de stad soms stijgen tot 1500 à 2000. Op 10 december 1910 krijgt de gemeenschap toestemming om een «echte» synagoge te bouwen. De Oostendse synagoge wordt ontworpen door de joodse architect Joseph De Lange en ingewijd op 29 augustus 1911. Het gebouw gelegen aan het Filip van Maastrichtplein is nog altijd in gebruik.
Het interbellum is een periode van voorspoed voor de Israëlitische Gemeenschap van Oostende. De populatie verdubbelt in deze periode.
In de jaren ‘30 begint de hemel boven Europa te versomberen. De eerste voortekenen van de komende tragedie worden zichtbaar via de komst van joodse vluchtelingen uit Duitsland. Een aantal van hen, onder wie Albert Einstein, reist via Oostende naar betere oorden.
Kort daarna breekt de hel van de Tweede Wereldoorlog los. Op 10 oktober 1942 krijgen de laatste joodse inwoners van Oostende bevel de stad te verlaten en zich naar een van de grote steden van het land te begeven. Ze worden aangemaand «niet te vergeten hun nieuwe adres door te geven». Voor velen van hen wordt dit nieuwe adres… de Dossinkazerne in Mechelen van waaruit de konvooien vertrekken naar de vernietigingskampen in Polen.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog keert een zeer klein aantal overlevenden terug naar Oostende. Hoewel ze weten dat de oude glorie nooit zal weerkeren, doet dit handjevol joden een voorzichtige poging om een nieuw gemeenschapsleven op te bouwen. Dankzij de toewijding van onder meer de families Kalter, Klener, Legley en Wulfowicz worden de synagoge en de tradities in leven gehouden.
Niemand weet wat de toekomst zal brengen, maar het enthousiasme van de laatste Joden van Oostende en de blijvende steun van het stadsbestuur zijn tekenen van hoop. De prachtige synagoge van Oostende is op aanvraag altijd te bezoeken.