JewishCom.be

Home / Niewsberichten / Eerste pagina / Toespraak van de Burgemeester van Mechelen, Dhr. Bart Somers, gehouden tijdens de 56ste Nationale Bedevaart aan de Dossinkazerne in Mechelen, in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Filip en talrijke hoogwaardigheidsbekleders

Monseigneur,

Premier,

Geachte hoogwaardigheidsbekleders,

Heren ambassadeurs,

Geachte genodigden,

Dames en heren,

Het is voor onze stad een grote eer dat ik u allen hier vandaag mag welkom heten. Uw aanwezigheid, Monseigneur en mijnheer de Eerste minister, geeft deze bedevaart naar de Kazerne Dossin een heel bijzonder karakter.

Mechelen is een mooie stad, met een rijk historisch verleden. Onze gevels en pleinen hebben elk hun verhalen. Kleine en grote. Ze verbinden deze stad met de geschiedenis van ons land, zelfs van ons continent. Hier werden prachtige kunstwerken gecreëerd en indrukwekkende monumenten gebouwd. Er is hier eeuwenlang gewerkt, gestudeerd, bemind, geleefd. Generatie na generatie heeft hier haar geschiedenis geschreven.

Maar nergens in onze stad weegt het verleden zo zwaar als hier.  Een lidteken op de ziel van Mechelen. Hier vond het zonder twijfel grootste menselijke drama plaats in de geschiedenis van onze stad. Meer dan 25.000 Joden en Zigeuners werden hier samengebracht en met 28 treintransporten naar de vernietigingskampen vervoerd. 72 uur nadat ze hier in beestenwagons werden geduwd was het overgrote deel van die mensen vergast. Vermoord. Onschuldige mensen. Alleen omdat ze Joods waren, of Zigeuner. Slechts een handvol, enkele honderen, kwamen eruit. Dit hier was letterlijk het voorportaal voor hun hel.

Dit gebeurde in onze stad. In het hart ervan. Een stad waar het leven verder ging. Ondanks de oorlog herkenbaar, zelfs voor ons vandaag. Met dezelfde scholen, dezelfde winkelstraten, dezelfde markten en pleinen, dezelfde monumenten en kerken. De

verschrikking in het hart van onze stad.

Dit besef is recent. Het is vandaag moeilijk te vatten hoe men decennialang de holocaust, het systematisch vernietigen van miljoenen mensen, uit het collectieve geheugen wist te bannen. Men wou vergeten, zo snel mogelijk. De bladzijde omdraaien. Verder gaan. Bij ons, maar ook elders in Europa. Dit voorportaal van de hel werd na de oorlog terug een gewone kazerne en in de jaren ‘80 zelfs een woonerf.

Gelukkig waren er mensen als Nathan ridder Ramet. Die niet wilden, niet konden vergeten. Die de verloren geliefden wilden eren, hun naam noemen en laten noemen. Maar vooral de wereld, de nieuwe generaties wilden voorlichten, waarschuwen voor de gevaren van extremise, racisme, fascisme. Hun inprenten dat ideologische verdwazing, vooroordelen mensen zo ver kunnen brengen dat ze de andere willen vernieten. Deze plek moest jonge mensen leren dat elke mens uniek, onvervangbaar is. Dat, met de woorden van Levinas:  “De Oneindige zich openbaart in het gelaat van de weerloze Andere”.

Het Joods Museum voor Deportatie en Verzet van Nathan ridder Ramet werd de start van het herinneren. Jaarlijks groeide de aandacht, het maatschappelijke belang van deze holocaustherdenkingsplek. Vandaag staan we dan hier vandaag op een prachtig vernieuwd plein, met achter ons een iconisch gebouw dat het nieuwe holocaust- en mensenrechtenmuseum gaat huisvesten.

Een geplande, systematisch massamoord. Hoe geef je zoiets, zo een drama een plaats ?  In een stad die trots een open stad wil zijn, tolerant, divers, respectvol. Waar ooit de grootste humanisten op bezoek kwamen bij Van Busleyden. Mensen als Erasmus, Thomas Moore. Mensen die vijfhonderd geleden hier vlakbij al discussierden en droomden van een samenleving waar elke mens in zijn waarde gelaten werd. Hoe geef je dan deze catastrofe, dit morele debacle, deze ideologische razernij een plaats ?

Een wit plein. Een juiste keuze. Wit is enigmatisch. Volgens Primo Levi was wit de kleur van de holocaust. De sneeuw, de bijtende, gierende kou in Auswitzch en Birkenau. De witte rook uit de crematoria. Wit als de leegte, het ontbreken, het eeuwige gemis van miljoenen vermoorde mensen. Maar ook wit als stilte, als bezinning. Een plein dat uitnodigd om stil te staan. En misschien - hoe moeilijk ook - een plek van hoop. Dit laatste zeg ik beschroomd, voorzichtig uit angst voor banalisering. Maar we zijn het verplicht. Hoop.

Daarom organiseren wij ook het stadsfestival Newtopia, de staat van de mensenrechten. Want ook vandaag zijn er teveel plaatsen in de wereld waar men geen lessen trok. Waar essentiële rechten worden geschonden. Waar mensen vernederd, verminkt, verknecht en mishandeld worden. Daarom Newtopia, een festival van kunst en engagement, van aanklacht en hoop. Een festival dat opbouwt naar de officiële opening van het Mensenrechten- en Holocaustmuseum later dit jaar.

Sommige Mechelaars hebben mij wel eens de vraag gesteld. Moet dit wel, deze moeilijkste bladzijde zo prominent in beeld brengen in onze stad ? Is dat niet te zwaar, beladen we onszelf daar niet teveel mee? We zijn het verplicht. Omwille van het verleden, maar veel meer nog omwille van het heden, de toekomst. Een waarschuwing tegen alle vormen van populisme, tegen extremisme en fanatisme, tegen vijandsbeelden. Maar vooral een appel, een statement ten aanzien van de unieke, onvervangbare waarde van elke mens, . Als Mechelen dat statement kan maken van humanisme en solidariteit, dat strekt dat tot eer van onze stad en haar burgers. Dan staan we, Monseigneur, Premier, hier zonder twijfel op de meest waardevolle plek van Mechelen. Ik dank u.